Uit de biografie van fotograaf Erwin Olaf blijkt: hij bleef bang dat wat hij maakte geen kunst was
Maar liefst vijftien zwarte Cadillacs brachten het lichaam van de overleden fotograaf Erwin Olaf (64) naar zijn begrafenis in de Westerkerk. In contrast met deze opzichtige overdaad stond de eenvoudige kist, gemaakt van mycelium. Journalist Mischa Cohen beschrijft aan het begin van zijn nieuwe biografie van Olaf het ongemak van de verzamelde vrienden en familie toen ze die kist zagen, waarvan het deksel ook niet goed sloot. En de bevrijdende lach toen Olafs zakenpartner Shirley den Hartog uitriep: “Wat een lelijk ding!”
Cohen was erbij, omdat hij Erwin Olaf al jaren op de voet volgde, in de Amsterdamse studio, op reis, in het ziekenhuis en op dit, zijn laatste reis. Cohen heeft veel met Olaf gesproken, en met talloze mensen om hem heen. Het resultaat is de monumentale, dikke, beeldrijke biografie Erwin Olaf Springveld: Werk hard, feest hard.
Olaf wist al sinds 1996 dat hij niet oud zou worden vanwege een erfelijke longziekte. Een biografie paste bij zijn wens om zijn nalatenschap tijdig op orde te krijgen en hij besloot Cohen toegang te geven tot zijn privéarchief. Ze kenden elkaar al lang, sinds 1989 toen Olaf een serie over sadomasochisme maakte voor Vrij Nederland waar Cohen fotoredacteur was. Het is een voorbeeldige biografie in reportagevorm geworden, zeer goed geschreven, waarin de biograaf de balans weet te bewaren tussen bekendheid met zijn onderwerp en kritische afstandelijkheid.
Friebelen met een hulstblad
Hij geeft ook nieuwe inzichten achter de publieke persoonlijkheid van Erwin Olaf door diep in zijn kindertijd en vroege jaren te duiken. De band met zijn moeder, de koude relatie met zijn vader, zijn besef van jongs af aan dat hij anders was en daardoor het gevoel had de eeuwige buitenstaander te zijn. Een verhaal van hem dat je als lezer bijblijft, gaat over hoe zijn moeder hem dwong buiten te spelen met andere kinderen, maar hij kan alleen maar toekijken hoe hij verlegen met een hulstblad speelt in de voortuin van de benedenburen. En zo wiegde hij jaren later langs de zijlijn in de legendarische nachtclub de Roxy, maar danste hij niet, vertelt hij zijn biograaf.
Dat gevoel een buitenstaander te zijn, bleek zijn hele leven de drijvende kracht achter zijn werk en leven. Hij is altijd een voorstander geweest van de acceptatie van homoseksualiteit. Zijn behoefte aan assertiviteit is hierop terug te voeren, zijn verlangen naar status, zijn beruchte woedeaanvallen. Hij voelde zich als kunstenaar onbegrepen, maar tegelijkertijd was hij bang dat zijn werk toch geen kunst was, dat hij zou eindigen ‘als de Rien Poortvliet of de Anton Pieck van de fotografie’. Deze onzekerheid maakte het hem lastig kritiek te tolereren, bijvoorbeeld toen een curator van het Getty Museum in Los Angeles zijn werk ‘Eurotrash’ noemde en NRC zijn werk ‘weerzinwekkend’ gevonden.
Dat gevoel bleef bestaan, ook na goed bezochte tentoonstellingen in 2019 in Kunstmuseum Den Haag en het Rijksmuseum in Amsterdam, dat eveneens voor € 200,- een grote selectie uit zijn oeuvre aankocht. Het bleef hem storen dat hij nooit een tentoonstelling in het Stedelijk in Amsterdam kreeg. Hoewel Mischa Cohen veel werk heeft verricht en veel mensen rondom Olaf heeft gesproken – waardoor deze biografie een prachtig portret is geworden van een cultureel tijdperk – weten we niet hoe het Stedelijk, en met name curator fotografie Hripsimé Visser, over hem denkt en dacht zijn werk.
Puntmuts
Naast zijn autonome werk met geënsceneerde fotografie in de studio, werkte Olaf ook op locatie. De dood was al sterk aanwezig in zijn series In het bos die een jaar voor zijn dood te zien was in zijn galerie Ron Mandos. En hij maakt de dreiging van de coronapandemie intens voelbaar in een serie waarin we hem met een puntmuts en wit gezicht met een winkelwagentje over een verder lege parkeerplaats zien lopen. Het ondefinieerbare verdriet is ook voelbaar in de sterk gestileerde foto’s uit de serie Rouw in Hoop. De exhibitionistische taferelen met bondage, lugubere clowns en dwergen in sandalen met studs zijn ver weg.
Cohen vermeldt dit niet, maar het blijft bijzonder dat de maker van dit expliciete werk vol uitbundige erecties en leren harnassen – de Amerikaanse fotograaf Robert Mapplethorpe was een van zijn voorbeelden – ook van de koninklijke familie de opdracht kreeg om het koninklijk paar en hun dochters. Dit resulteerde onder meer in het levendige beeld van de vijf die richting de fotograaf lopen in de Burgerzaal van het Paleis op de Dam. Kitsch of kunst, Erwin Olaf bleef zijn hele leven innoveren en deze biografie laat dat heel mooi zien.
Nieuw werk
Verrassend genoeg bevat het boek ook nieuw werk van hem. In lijn met deze conclusie uit zijn leven nodigde hij een aantal vrienden en modellen die hij voor de camera had uit, terug naar de studio, vaak in uitdagende poses en (geen) kleding. Hij heeft er de serie van gemaakt Muzenvoor het eerst gepubliceerd in dit boek. In hedendaagse portretten zijn de ‘muzen’ naakt, maar de hysterie van vroeger is verdwenen, het zijn verstilde en indringende beelden. Het moet voor hen allemaal een gevoelige confrontatie met het ouder worden zijn geweest.
Na het overlijden van Olaf zette zijn zakenpartner Shirley den Hartog het atelier voort, onder meer met een stichting die projecten uitvoert die tolerantie bevorderen en werkervaring biedt aan mbo-studenten. En ja hoor, die tentoonstelling is komend najaar in het Stedelijk te zien. Jammer dat Erwin Olaf dat niet wist.
Lees ook
Erwin Olaf vroeg zijn modellen na decennia weer om te poseren – en ze kwamen allemaal