Organiste Cindy Castillo: ‘Laten we naar een orgelconcert gaan, het wordt geweldig!’ niemand zegt ooit…
Cindy Castillo (43) groeide op in Brussel met een Vlaamse moeder en een Peruaanse vader. Haar moedertaal is Frans, maar ze vindt het leuk om het scherminterview in het Nederlands uit te proberen.
Haar ouders waren niet muzikaal, zegt ze. Maar in België is muziekonderwijs voor kinderen heel toegankelijk. Ze begon op de fluit. “Tot ik op mijn twaalfde een orgelconcert hoorde in het Brusselse Conservatorium: orgel met orkest, de Concertsymfonie door Joseph Jongen (1873-1953). Het was alsof twee orkesten tegelijkertijd klonken. Zo krachtig. Maar soms ook heel zacht, alsof het orgel mij een geheim fluisterde. Het ontroerde mij enorm. Dat was het begin van mijn leven met het orgel.”
Op elke straathoek vind je als het ware een fluitleraar, maar hoe realiseer je als twaalfjarige een orgeldroom? “Dat heb ik zelf moeten doen: kerken bezoeken en vragen of ik daar orgel mocht studeren. Soms kreeg ik een nee, soms een ‘ja, een uur per week’. Ik heb zelf ook leraren gezocht. Maar ik wilde het heel graag, en die zoektocht maakte het orgel alleen maar avontuurlijker. Als ik een orgel had gevonden om op te studeren, zou ik Bach spelen. Bach heeft alles. Hij begrijpt harmonieën zo goed dat je er snel van kunt leren.” Op 14-jarige leeftijd begeleidde Castillo al kerkmissen, soms vijf in een weekend. Daarmee betaalde ze haar orgellessen.
Op 18-jarige leeftijd kon ze studeren aan de conservatoria van Brussel en Parijs. Het duurde vervolgens een tijdje voordat ze als een van de weinige vrouwen een plek vond in het mannenbolwerk dat de orgelwereld is. “Dat was een beetje lastig. Mijn ideeën werden vaak niet als erg goed beschouwd, terwijl hetzelfde idee van een man vaak goed was. Ik heb vaak moeten bewijzen dat ik iets kan. Maar concerten geven geeft mij meer energie dan de emancipatie kost.
Uitdagingen
Organist zijn betekent ook: veel reizen en nooit je eigen instrument meenemen. De partituur is altijd hetzelfde, maar elk orgel is compleet anders: “Eén toetsenbord [een rij witte en zwarte toetsen, zoals op een piano, red.]twee op elkaar, of drie, of vier. Brede toetsen, smalle toetsen, met of zonder pedalen, verschillende registers [rijen orgelpijpen met verschillende klanken die aan of uit kunnen worden gezet, red.]. Het is alsof je elke dag dezelfde e-mails moet schrijven in andere software en op een toetsenbord met een andere vorm.” En ook qua klank verschillen orgels en de ruimte waarin ze staan enorm, vervolgt ze.
“Een Frans barokorgel is heel anders dan een Spaans, Duits of Nederlands orgel. En dit geldt ook voor de latere orgels. Alsof je elke keer een ander orkest moet dirigeren: soms veel muzikanten, soms drie violen, drie fluiten en een trompet. Dat is heel interessant. Werkelijk ieder orgelconcert is uniek.”
Cindy Castillo speelt Sonate Eroïca van Joseph Jongen.
Maar niet iedereen vindt orgels zo fascinerend. Of zoals Castillo het zegt: “Niemand zegt tegen een vriend: ‘Kom op kom, we gaan naar een orgelconcert, dat wordt geweldig.’” Het orgel kampt met een imagoprobleem.
Met de serie proberen Amare en de Nieuwe Kerk in Den Haag hier iets aan te doen Orgel Anders op te zetten, waarin Castillo op 13 november zal spelen. Welke veranderingen zouden ervoor zorgen dat het publiek van het orgel gaat houden, denkt zij?
“Het orgel kent een aantal uitdagingen. Als je fluit of piano speelt, maak je ‘gemakkelijk’ contact met je publiek. Je kunt dicht bij je publiek zitten en de instrumenten zijn klein. Een organist zit vaak veel verder weg, soms zelfs geheel onzichtbaar, en bespeelt een machine. Die machine is zo krachtig dat mensen er soms een beetje bang van worden. Het maakt ons enigszins goddelijke, onbereikbare muzikanten. Gelukkig hangen er tegenwoordig steeds meer camera’s in de buurt van het organ, wat ons weer een stukje dichterbij brengt. Dan zie je wat voor dans een organist moet uitvoeren om die machine, met al zijn keyboards, knoppen en pedalen, tot leven te brengen.”
Niet religieus, maar menselijk
Daarnaast heeft het orgel volgens Castillo ook een imagoprobleem vanwege de plek waar de meeste orgels staan: kerken. “Organen blijven sterk verbonden met geloof. Negatieve connotaties met de kerk vloeien over naar het orgel.” Daar kan het instrument moeilijk aan ontsnappen. Castillo ziet dat een groot aantal huidige organisten nog steeds speelt vanuit persoonlijke overtuigingen. En ook niet-religieuze organisten moeten vaak de mis leiden, want dat levert het meeste brood op.
Maar voor Castillo is het orgel niet religieus. “Het is eigenlijk een heel menselijk instrument. Ik had het orgel al gehoord bij huwelijks- of begrafenismissen, maar toen voelde ik niets. Pas in een concertzaal, met een orkest en niet-religieuze muziek, werd ik plotseling verliefd. Veel mensen associëren het orgel met ceremonieel of verdriet. Maar er is zoveel meer: wereldlijke muziek van de middeleeuwen tot nu, filmmuziek, dans, jazz en tegenwoordig ook pop. Je kunt er prachtige sferen mee creëren en gevoelens overbrengen. Gevoelens die driehonderd jaar geleden hetzelfde waren als nu. Dat probeer ik in mijn concerten te laten zien.”
Castillo geeft nu ook zelf les, in Namen, en is hoopvol. Ze ziet de orgelwereld, in ieder geval in België, steeds toegankelijker worden: kinderen vinden makkelijker een leraar, meer vrouwen studeren, en steeds meer studenten hebben een seculiere, puur muzikale motivatie en de wil om het orgel met de wereld te verbinden. hier en nu. “Dat is ‘orgel anders’.”