De rijkdom van drie iconische kunstenaars die elkaar in 1504 de hand konden schudden
De Britse koning Charles III bezit een wereldberoemde kunstcollectie, die deels voortkomt uit de collectie van zijn 17e-eeuwse voorganger en naamgenoot Charles II (1630-1685). In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Nederlandse Republiek of Italië kende Engeland destijds geen bijzonder sterke traditie van lokale kunstproductie. Ze moesten het dus doen met kunstenaars van het vasteland van Europa die ze bewonderden. De Royal Collection is zelfs gevuld met tijdschriften van Italiaanse renaissancekunstenaars van topkwaliteit. De King’s Gallery in Buckingham Palace toont nu een selectie van ongeveer 150 tekeningen van kunstenaars als Fra Angelico, Leonardo da Vinci, Correggio en Carracci.
Giovanni Bellini, Het hoofd van een oude manC. 1460–7. (te zien in King’s Gallery) en Bernardino Campi, De Maagd en het KindC. 1570–80. (te zien in King’s Gallery)
Foto’s Koninklijke Collectie Trust
De tentoonstelling – met rubrieken als ‘figuren’, ‘hoofden’, ‘studies voor paleisversieringen’ – laat zien dat tekeningen in de 15e en 16e eeuw doorgaans niet bedoeld waren als zelfstandige kunstwerken. Figuren, motieven of composities worden vaak getekend als voorbereiding op een schilderij of fresco. Illustratief is een studie in rood krijt waarin de beroemde schilder Rafaël de figuurrijke compositie uitprobeert van een groot tapijtontwerp voor de bijbelse scène van de Sleuteloverdracht van Christus aan de Apostel Petrus (ca 1514) in de vorm van een groep mannen poserend in hun dagelijkse kleding.
Tot de ‘natuurstudies’ behoren schetsen van landschappen, paarden en katten, maar ook een opvallende houtskooltekening toegeschreven aan de Venetiaanse Titiaan, met een getrouwe weergave van de exotische struisvogel (ca. 1550). Op het lichtblauwe vel is een raster aangebracht dat aangeeft dat het motief bedoeld was om op een schilderij te worden overgebracht, maar dat werk is niet meer bekend.
De presentatie van werk van de ene briljante tekenaar na de andere biedt een overlopend maar ook adembenemend mooi overzicht van renaissancetekeningen en hun functies, afkomstig uit artistieke centra, vooral in de noordelijke helft van het huidige Italië. De nadruk die destijds werd gelegd op het belang van het maken van tekeningen in het artistieke proces, en de grote aandacht die kunstenaars er daarom aan besteedden, verklaren de uitzonderlijke kwaliteit van de tekenproductie die deze tentoonstelling weerspiegelt.
Opgewonden uitdrukking
Van meer leergierige aard is een tweede tentoonstelling in Londen, aan de Koninklijke Academie, over Italiaanse renaissancekunst, met 45 bruiklenen uit collecties in Groot-Brittannië en elders in Europa. Geen overweldigend aantal kunstenaars en tekeningen hier, maar eerder een relatief klein aantal goedgekozen werken, uit een periode van slechts een paar jaar, en gemaakt door drie iconische kunstenaars. In 1504 konden ze elkaar de hand schudden in Florence: Leonardo da Vinci (1452-1519) en Michelangelo (1475-1564), beiden uit de omgeving, hadden elders gewerkt en waren in de beginjaren van de 16e eeuw kort terug in Florence. De jonge Raphael (1483-1520) uit Urbino verbleef dat jaar in de stad om te leren van de werken van de bijzondere kunstenaars uit die tijd.
Leonardo da Vinci, De Maagd en het Kind met Sint-Anna en de jonge Johannes de Doper (‘The Burlington House Cartoon’), ca.1506-08. Houtskool met wit krijt op papier, gemonteerd op canvas, 141,5 x 104,6 cm, tentoongesteld in de Koninklijke Academie) en toegeschreven aan Pietro Faccini, Het hoofd van een jonge manca.1590.
Foto’s De National Gallery, Foto Royal Collection Trust
De tentoonstelling toont op even ingenieuze als leerzame wijze de artistieke relaties tussen de drie kunstenaars. Zo maakte Rafael schetsen naar een rond, tachtig centimeter hoog, marmeren reliëf van Michelangelo, bijgenaamd ‘Taddei tondo’, naar opdrachtgever Taddeo Taddei (1504-1507). Het stelt de Maagd Maria voor met het Christuskind half liggend in haar armen. Hij lijkt te ontkomen aan een met vleugels klapperende vogel (een distelvink, symbool van Christus’ latere lijdensweg) in de handen van de jonge Johannes de Doper. In de tentoonstelling wordt de tekening van Raphael op een sokkel geplaatst precies halverwege tussen het reliëf van Michelangelo en een schilderij van de Maagd met het Kind (‘Bridgewater Madonna’, 1507), waarin Raphael een soortgelijke compositie heeft gebruikt.
Even doordacht is de plaatsing, direct tegenover de tondo van Michelangelo, van een tweede uitzonderlijke bruikleen: de enorme houtskooltekening van Leonardo da Vinci van de bijna levensgrote Maria zittend op de schoot van haar moeder Anna. Ook hier heeft het Christuskind een liggende houding en staat Johannes er nu naast. Mogelijk was deze tekening, zoals voor het eerst gesuggereerd in deze tentoonstelling en de begeleidende catalogus, bedoeld als ontwerp voor een nooit voltooid altaarstuk voor de grote zaal van het Florentijnse stadsbestuur in het Palazzo della Signoria.
Voor dezelfde kamer maakten Michelangelo en Leonardo tussen 1503 en 1506 ontwerpen voor fresco’s van veldslagen waarbij de stadstaat Florence in het verleden betrokken was geweest. Ook deze projecten zijn nooit voltooid, maar in een serie tekeningen laat de tentoonstelling prachtig zien hoe de kunstenaars hun schilderijen op papier voorbereidden: Leonardo in de Slag bij Anghiari Michelangelo besteedde aandacht aan de hardnekkige uitdrukkingen in de hoofden van mensen en paarden en concentreerde zich op de anatomie van naakte mannen die zich voorbereidden op de Slag bij Cascina. En in een pentekening (1505), losjes geïnspireerd op Michelangelo’s fresco-ontwerp, maar met een perspectief op twee naakte mannen zo gedraaid dat het lijkt alsof de tekenaar zelf onderdeel is geworden van de groep, openbaart Raphael’s compositorisch genie.
Michelangelo Buonarroti, Mannelijk naaktC. 1505-06. (Zwart krijt op papier, 40,4 x 22,5 cm, te zien in de Koninklijke Academie) en Rafaël, naar Michelangelo Buonarroti, DavidC. 1505-1508. (pen in bruine inkt op papier, 39,6 x 21,9 centimeter, te zien in Koninklijke Academie).
Foto’s Teylers Museum, Haarlem en British Museum