Algerije zwijgt na burgeroorlogboek wint Franse topprijs
Voor het eerst heeft een Algerijnse auteur de Franse hoogste literaire prijs, de Goncourt, gewonnen met een schrijnend verslag van de burgeroorlog in zijn land in de jaren negentig.
Kamel Daouds roman Houris vertelt over Algerije met bloed doordrenkt ‘donker decennium’waarbij naar schatting 200.000 mensen zijn omgekomen bij bloedbaden waarvan de schuld werd toegeschreven aan islamisten of het leger.
De heldin Fajr (Dawn in het Arabisch) heeft overleefd dat haar keel werd doorgesneden door islamistische strijders – ze heeft een glimlachachtig litteken in haar nek en heeft een spreekbuis nodig om te communiceren – en vertelt haar verhaal aan het meisje dat ze in zich draagt.
Het boek, geschreven in het Frans, geeft ‘stem aan het lijden van een donkere periode in Algerije, in het bijzonder het lijden van vrouwen’. zei de Goncourt-commissie.
“Het laat zien hoe literatuur… naast het historische verhaal een ander pad voor het geheugen kan volgen.”
De ironie is dat er maar weinig binnenkomen Algerije zullen het waarschijnlijk lezen. Het boek heeft geen Algerijnse uitgever; de Franse uitgever Gallimard is uitgesloten van de Algiers Book Fair, en het nieuws over het succes van Daoud in Goncourt is een dag later nog steeds niet in de Algerijnse media verschenen.
Erger nog, Daoud – die nu in Parijs woont – zou zelfs strafrechtelijk kunnen worden vervolgd omdat hij over de burgeroorlog had gesproken.
Een ‘verzoeningswet’ uit 2005 maakt het tot een misdaad waarop gevangenisstraf staat om ‘de wonden van de nationale tragedie te instrumentaliseren’.
Volgens Daoud is het gevolg dat de burgeroorlog – die het hele land heeft getraumatiseerd – een non-onderwerp wordt.
“Mijn 14-jarige dochter geloofde me niet toen ik haar vertelde wat er was gebeurd, omdat de oorlog niet op scholen wordt onderwezen”, vertelde Daoud aan de krant Le Monde.
“Ik heb een aantal van de ergste scènes die ik heb geschreven eruit gehaald. Niet omdat ze niet waar waren, maar omdat mensen mij niet wilden geloven.”
Daoud, 54, had uit de eerste hand ervaring met de bloedbaden omdat hij destijds journalist was en voor de krant Quotidien d’Oran werkte. In interviews heeft hij de gruwelijke routine van het tellen van lijken beschreven, waarna hij zijn telling door de autoriteiten zag veranderen – naar boven of naar beneden – afhankelijk van de boodschap die ze wilden overbrengen.
‘Je ontwikkelt een routine,’ zei hij. ‘Kom terug, schrijf je stuk en word dan dronken.’
Hij werkte jarenlang als columnist, maar kwam geleidelijk in aanraking met de Algerijnse regering vanwege zijn weigering zich aan de regels te houden.
Hij staat sterk kritisch tegenover wat hij ziet als de officiële ‘instrumentalisering’ van de periode 1954-1962. onafhankelijkheidsoorlog tegen Frankrijk; en van wat hij ziet als de voortdurende onderwerping van vrouwen in de Algerijnse samenleving.
‘In zekere zin verloren de islamisten de burgeroorlog militair, maar politiek wonnen ze’, zei hij.
“Wat ik hoop is dat mijn boek mensen zal laten nadenken over de prijs van vrijheid, vooral voor vrouwen. En in Algerije zal het mensen aanmoedigen om de hele geschiedenis onder ogen te zien, en niet één deel boven de rest te fetisjeren.”
Daoud heeft twee eerdere romans geschreven, waarvan er één – het veelgeprezen Meursault Investigation – een herschrijving was van The Stranger van Albert Camus en in 2015 op de shortlist stond voor de Goncourt.
In 2020 verhuisde de auteur naar Parijs, “verbannen door de kracht van de dingen”, en nam de Franse nationaliteit aan. “Alle Algerijnen zijn Frans-Algerijnen”, heeft hij gezegd. “Hetzij uit haat, hetzij uit liefde.”
In Algerije is hij een figuur die verdeeldheid zaait. Zijn vijanden beschouwen hem als een verrader die zijn ziel aan Frankrijk heeft verkocht, terwijl anderen hem erkennen als een literair genie op wie het land trots mag zijn.
Op zijn persconferentie na de prijsuitreiking zei Daoud zelf dat hij Houris alleen kon schrijven door naar Frankrijk te komen.
“Frankrijk gaf mij de vrijheid om te schrijven. Het is een toevluchtsoord voor schrijvers”, zei hij. “Om te schrijven heb je drie dingen nodig. Een tafel, een stoel en een land. Ik heb ze alle drie.”