Bente knoopt de uiteinden aan elkaar – de Balinese roots van Duo Saraswati
Bente’s volwassenheid gaat samen met het kind zijn
Wat is er met zanger Bente gebeurd? Tussen haar debuutalbum Als ik kon dansen met de wind (2022) en het zojuist uitgebrachte album Drift ze heeft een nieuw muzikaal kompas gevonden, zo lijkt het. Bente ging van zoeken naar blootleggen.
Haar nieuwe album, met veertien nummers in 39 minuten, is een bijzondere verzameling. Bente onderzoekt hoe stem en muziek samen kunnen dansen, samensmelten of schuren. Ze vond diepgang in zowel de muzikale begeleiding als haar zang, en in de vanzelfsprekende openhartigheid van haar woorden.
De Amsterdamse zangeres groeide op als een onrustig kind, dat rustig werd van zingen en spelen. Bente Fokkens, 24, heeft de innerlijke onrust inmiddels verwerkt tot een kroniek van een jong leven.
Een nummer als ‘Wacht Even’ is een parel waarin alles samenkomt: muzikale afwisseling, ook in melodie, en een laag zanggedeelte dat bijna eentonig durft te zijn, maar daardoor indringend klinkt. De instrumentatie is als een schaduw van die stem, samenwervelend, gloeiend en weer dovend, alles precies afgemeten, zoals in ‘Very Maybe’ en ‘Rather Not Alone’.
Als ik kon dansen met de wind werd gekleurd door te bekend klinkende elektronica. Voor Drift Bente koos voor andere producers en songwriters. Producenten zijn Wannes Salomé en VYNK, zij schreven de nummers onder meer met Denniz Wittebol. De losse eindjes worden zowel muzikaal als inhoudelijk aan elkaar verbonden.
Ook haar stem klinkt nu anders: toen kwetterend, nu vol opluchting. Ook zonder naar de woorden te luisteren hoor je optimisme, maar ook berusting en melancholie.
De teksten gaan over Bente’s levenspositie, als kind van haar ouders, als minnaar, als zangeres die risico’s wil nemen: ‘rijden zonder handen’. Vader en moeder spelen allebei een rol: er is een vaderlijke stemmemo waarin hij haar aanmoedigt over haar zangkwaliteit en ‘Mama Kijk Ik Kan Het Zelf’, een liefdesverklaring.
De nummers hebben geen dansdrang meer, al zijn de ritmes soms wel spannend. Bijvoorbeeld in ‘Cry But Not Om Me’, waar halverwege de elektronische storm losbarst, uitbarstend, origineel, intens. Het timbre is groezelig in plaats van juichend, Bente zet een soulstem op en wervelt stevig in de greep met de synthesizers.
‘Wie Is Zij’, gezongen met Roxeanne Hazes, klinkt wat gewoontjes. Net als de melodie van ‘Op En Neer’, maar het nummer wordt gered door de gloeiende uitbarsting (‘Ooooh’) in het refrein en de laconieke uitspraak ‘I’m only human’. Het aangrijpende ‘Liever Not Alone’ lijkt qua melodie en inhoud een beetje op ‘Ne Me Quitte Pas’ van Jacques Brel. Elk nummer kreeg hier een passende begeleiding, dominant of ondersteunend; groots galmend of terughoudend akoestisch. De keuzes passen bij Bente’s afgemeten zangstem: ze zingt alleen helder als er nadruk nodig is.
Wat zou er met Bente zijn gebeurd tussen haar debuut en… Drift? Ze is zowel volwassen als kind gebleven.
Duo Saraswati: hoe Bali de klassieke canon verrijkt
Volgens jazzlegende Louis Armstrong is alle muziek volksmuziek, omdat hij nog nooit een paard had horen zingen. Voor de klassieke traditie is volksmuziek een onmisbare schakel, een onderstroom die soms even naar de oppervlakte komt, helder glinsterend in het zonlicht. En nu lijkt die tijd weer aangebroken. Onder de groeiende groep klassieke musici uit niet-westerse culturen zoeken sommigen voor hun muzikale erfgoed een plek in de klassieke canon.
In de Verenigde Staten geldt dit voor Afro-Amerikanen zoals operazangers Lawrence Brownlee, Reginald Mobley en Julia Bullock. Sopraan Jeanine de Bique – geboren in Trinidad en Tobago – maakt in haar klassieke recitals altijd ruimte voor arrangementen van Caribische volksliederen en Calypso.
Ook het prachtige debuutalbum Srikandi van het Duo Saraswati past in deze ontwikkeling: twee broers, twintigers, Jan en Kris van der Plas, cello en piano, geboren uit een Nederlandse vader en een Balinese moeder. Beiden zijn hier opgegroeid en gingen (of gaan) naar het conservatorium voor een klassieke opleiding, maar de klank van Indonesië blijft door het bloed stromen. Daar werden ze zich pas volledig van bewust toen ze na de coronacrisis Bali opnieuw bezochten. En dus besloten de broers Van der Plas de wortels van de westerse en de Balinese muziek met elkaar te verbinden.
Zij waren niet de eersten. Aan het einde van de negentiende eeuw ontstond er een oriëntalistische wind in de klassieke wereld, toen componisten op beide wereldtentoonstellingen in Parijs betoverd werden door gamelanspelers uit Java. De Fransman Claude Debussy had geen interesse in oosterse kunstmode, maar mijn god, die gamelanstukken, dat waren kinderspel voor een groot componist als Palestrina, dacht hij. “Als je er zonder vooroordelen naar luistert, zul je er een charme in ontdekken die je dwingt te erkennen dat onze muziek niets meer is dan een barbaars geluid, vooral geschikt voor een rondreizend circus.”
Op het debuutalbum Srikandi staat uiteraard een stuk van Debussy, dat Duo Saraswati vernoemde naar een krijger uit de Javaanse mythologie, geboren als man, maar later getransformeerd tot vrouw. De titel belichaamt ook treffend de diversiteit van de muziek. Naast negen Indonesische volksliederen – door beide broers zelf gearrangeerd voor cello en piano – zijn er werken van componisten die inspiratie vonden in de Balinese cultuur. De Canadees Colin McPhee woonde op het eiland en nam de folkmelodieën op, inclusief bezoeken van zijn vriend Benjamin Britten in de jaren dertig. Ook de Hongaarse componist Béla Bartók en de Franse Pool Alexandre Tansman lieten zich door Bali inspireren. Door dit brede aanbod verbindt Duo Saraswati op boeiende wijze twee muziekculturen. Het stelt de gebroeders Van der Plas in staat magie te creëren met talloze klankkleuren. En dat doen ze. Vooral hun arrangementen van Indonesische volksmelodieën vormen een mooie verrijking voor de klassieke canon.
Joost Galema
klassiek
Martijn Padding – Grootste hits (tot nu toe!)
Onder de typische Paddingiaanse titel Grootste hits (tot nu toe!) label Attacca brengt drie soloconcerten van Martijn Padding samen. Padding excelleert in deze dialoogvorm van solist versus ensemble. Hier brengt hij cello, basfluit en piano in gesprek met een ensemble van conservatoriumstudenten uit Den Haag. Het zijn prachtige, subtiel geïnstrumenteerde, geestige en diepgaande stukken, uitstekend gespeeld. (Joep Stapel)
klassiek
Sarahbanda prestatie. Sara Willis – Sarabanda
Na een eerder ‘Mozart y Mambo’-project heeft Sarah Willis, hoorniste van de Berliner Philharmoniker, nu een vrolijk album gemaakt met haar eigen Sarahbanda, bestaande uit Cubaanse muzikanten. Het spelniveau is hoog, Mozart en Bizet (‘Habanera’) klinken fris. Maar heel netjes: Cubaanse dansnummers als ‘Sandunguera’ of ‘Chan chan’ mogen wel wat ruiger. (JS)
knal
merol – Naar de haaien en weer terug
De liveshows van Merol zijn feestelijk, op plaat klinkt ze soms nadrukkelijk positief. De heldere dunne stem zingt over ‘Slettenperi’ (sletperiode) of ‘Salmari & Kreeft’, en flirt met hipheid: hippe afkortingen, hippe formuleringen. De elektronische omlijsting, met hier en daar een gierende gitaar, klinkt vrolijk, maar de stijl is vaak vertrouwd. (HC)
hiphop
Doechii – Alligatorbeten genezen nooit
De vrouwelijke rapper Doechii uit Florida, die volgende week een (uitverkocht) optreden geeft in Amsterdam, klinkt helder of ruig, maar is altijd duidelijk hoorbaar. Clichés mijdt ze zowel muzikaal als inhoudelijk: de organische ritmes klinken alsof ze door een band worden gespeeld, haar stoere stem rapt over kwetsbaarheid. (HC)
knal
Yasmin Williams – Acadia
Wie zei dat gamen slecht voor je is? Dankzij haar vaardigheden in Guitar Hero pakte Yasmin Williams een ouderwets akoestisch apparaat met echte snaren. En ze heeft ook alle niveaus voltooid. Haar derde album Acadia is een meeslepend (grotendeels) instrumentaal avontuur vol rinkelende tokkelklanken, loeiende boventonen en vernieuwende trucjes (op de snaren tikken met kleine hamertjes, op de grond drummen met tapdansschoentjes): 100 procent expert. (Frank Provoost)