Economie

Column | Europa, trap niet in de val van bedrijfsnationalisme

Tien jaar lang bekleedde ze één van de machtigste posten van Europa. Ze beboette Amerikaanse techreuzen zoals Google. Verbood fusies tussen grote Europese bedrijven, ook als Frankrijk en Duitsland daar boos over waren. Ze pakte landen als Ierland en Nederland aan vanwege hun belastingvoordelen voor bedrijven als Apple en Starbucks.

Ze schopte bedrijfsbazen en regeringsleiders tegen de schenen. „Total political crap,” noemde de baas van Apple een van haar besluiten. Ze beschermde Europese burgers en ondernemers tegen kartels en bedrijven met veel te veel marktmacht. Zo zorgde ze ervoor dat economische voordelen breder werden verspreid, bijvoorbeeld in de vorm van lagere prijzen.

Ik heb het over Margrethe Vestager, de Deense Eurocommissaris voor Mededinging. Haar taak: het bewaken van de concurrentie op markten. Het doel: voorkomen dat Europeanen overgeleverd worden aan bedrijfsreuzen die zoveel macht hebben dat ze hoge prijzen kunnen vragen en matige kwaliteit leveren. Lukte alles? Nee. Waren besluiten omstreden? Uiteraard, de belangen zijn groot.

De post werd niet zo machtig door Vestager zelf, al vervulde ze haar taak met kracht. Het bewaken van concurrentie is een pijler waarop de Europese Unie gebouwd is. Ook de commissarissen die Vestager voorgingen, waren berucht: Karel van Miert, Mario Monti, Neelie Kroes.

Nu treedt een nieuwe Europese Commissie aan en zien we de geboorte van een nieuwe tijd. Veel wijst erop dat de nieuwe Commissie minder streng wil worden als het om het bewaken van concurrentie gaat. Het verzet groeide al jaren. Frankrijk en Duitsland zijn nog steeds verbolgen over de fusie die Vestager in 2019 verbood tussen treinfabrikanten Siemens en Alstom.

Het argument dat de EU te weinig grote bedrijven heeft, won de laatste jaren aan politieke kracht. De EU is bang de kneus van de wereldeconomie te worden omdat op de lijst van ’s werelds grootste bedrijven China en de Verenigde Staten domineren. De VS en China zetten keihard in op eigenbelang bijvoorbeeld door bedrijven te subsidiëren. En de EU houdt zijn bedrijven klein, wordt er gemord.

Dus krijgt Vestagers opvolger, de Spaanse Teresa Ribera, een andere opdracht mee. Commissiebaas Ursula von der Leyen heeft haar gevraagd het mededingingsbeleid te moderniseren zodat het Europese bedrijven ondersteunt om wereldwijde leiders te worden.

Econoom Maarten Pieter Schinkel maakt zich grote zorgen over deze nieuwe insteek. Hij is gespecialiseerd in mededinging en adviseerde de Europese Commissie en marktwaakhond ACM. „Ik zie een sentiment dat we beter af zouden zijn met grote bedrijven. Maar het gevaar is dat bedrijven binnen Europa te weinig concurrentie ondervinden en Europeanen hogere prijzen gaan betalen.”

Grensoverschrijdende fusies zijn ook in Europa niet per definitie een probleem. Een fusie mag gewoon als twee bedrijven op de relevante, vaak nationale, markt geen dominante positie hebben. Dus wat houdt die fusies tegen?

Het ware probleem is dat de EU nog steeds niet echt één markt is waarop bedrijven groot kunnen groeien zoals Amerikaanse en Chinese bedrijven op hun grote thuismarkt kunnen. Er zijn nog tal van nationale regels die verhinderen dat bedrijven makkelijk pan-Europees hun producten en diensten kunnen verkopen. Vervolmaak dus die interne markt, adviseert Mario Draghi in zijn rapport over de toekomst van de Europese economie.

Maar dat duurt lang: lidstaten moeten daarvoor regels harmoniseren. En het stuit ongetwijfeld op weerstand bij bedrijven die hun nationale markt willen afschermen. Het andere deel van het advies van Draghi is veel sneller uitgevoerd: wat minder strikt zijn bij fusies van Europese bedrijven, bijvoorbeeld als die bedrijven beloven meer te investeren in innovatie. Europese bedrijven zijn volgens Draghi te klein om van schaalvoordelen te profiteren waardoor investeringen in innovatie lonen.

Volgens Schinkel zit daar precies het gevaar: dat de mededingingsregels worden versoepeld voordat van Europa meer één markt wordt gemaakt. Want dan ontstaan er dominante bedrijven op kleine nationale markten. „Het is niet de schuld van streng mededingingsbeleid dat Europa minder innoveert of geen bigtechbedrijven heeft.” Sterker nog, Draghi erkent in zijn rapport dat er overweldigend bewijs is dat sterke concurrentie zorgt voor lagere prijzen, hogere productiviteit, meer investeringen en innovatie. „Meer fusies toestaan is dan ook niet de oplossing. Het is veel belangrijker de Europese telecomsector, de energie- en bankensector en het treinverkeer eerst te integreren.”

Neem de telecomsector. Draghi vindt dat daar wel meer fusies mogen ontstaan. Maar in de VS, waar drie grote telco’s de markt beheersen, zijn de prijzen hoger en de dekking slechter, riposteerde de hoogste mededingingsambtenaar van de Europese Commissie. Hogere prijzen en slechtere kwaliteit zouden funest zijn voor de concurrentiekracht van Europa, waarschuwde hij: ook bedrijven zijn afhankelijk van snel internet.

Oké, dus eerst die Europese markt maken. Maar hoe weerstaan Europese bedrijven intussen de concurrentie van gesubsidieerde bedrijfsreuzen uit bijvoorbeeld China? Schinkel: „We romen die Chinese subsidie af via importtarieven. En het opkopen van Europese bedrijven kan worden tegengehouden. Zo kan je concurrentie in Europa behouden door het aan de buitenranden af te schermen.”

Een Europese markt bouw je niet door mededingingsbeleid te laten verslappen en bedrijven nationaal groter te laten worden. Machtige bedrijven vragen vaak hogere prijzen, betalen lagere lonen en hinderen innovatieve jonge concurrenten. Europa moet het zware werk doen en die Europese markt maken. En niet grote bedrijven op kleine markten toestaan, want daar verliezen veel Europeanen bij.

Marike Stellinga (marike.stellinga@nrc.nl) is redacteur van NRC en kijkt op deze plek met een economische bril naar ontwikkelingen in politiek en samenleving.




Related Articles

Back to top button