Dilan Yurdakul: ‘Ik had heimwee voordat we op vakantie vertrokken’
Dit jaar gingen we naar een van de Griekse eilanden: Samos. Al voor vertrek had ik heimwee, zoals zo vaak als ik mijn vertrouwde leefomgeving en structuur moet verlaten. Gelukkig had ik de vakantie deze keer in ieder geval verdiend: ik had een boek geschreven, een film gemaakt, een voorstelling uitgebracht en veel opgetreden. Ik was uitgeput. Maar eenmaal op het eiland voelde ik me ongemakkelijk bij het idee om tien dagen op één plek door te brengen. Ik fluisterde tegen mijn vriend dat we misschien een auto konden huren om de omgeving te verkennen, “dat is toch echt het leukste aan op vakantie gaan”, hoorde ik mezelf zeggen. De eerste dag hoefden we echter niets te doen. Alle opgebouwde vermoeidheid kwam naar buiten: ik sliep, huilde en explodeerde over de kleinste dingen. Het idee om een auto te huren verdween meteen naar de achtergrond.
De tweede dag dat ik ziek werd, lag ik in bed of zat ik op het toilet. Tot het avond werd en de stem van de autoverhuurder in mij weer luider begon te worden. Ik vertelde mijn vriend dat we die auto echt de volgende dag moesten huren. Op de derde dag was het eindelijk zover: toen we op ons toch al vertrouwde terras zaten waar we elke ochtend onze cappuccino met koemelk dronken – er was geen havermelk – fluisterde ik hem nog eens toe dat we echt een auto moesten huren. Nog voordat ik klaar was met spreken, kwam de eigenaar naar buiten en begroette ons met: “Ben je terug?” Wij knikten verbaasd. De mannen raakten aan de praat en kwamen tot de conclusie dat een scooter huren veel leuker was, dan kon je de wind voelen en de eilandbeleving beleven. Die dag logeerden we ook in dezelfde strandbar, dronken in totaal acht cappuccino’s en aten vier clubsandwiches. ‘S Avonds ontdekten we een Italiaan. En een scooter gehuurd. De volgende dagen werd de scooter alleen gebruikt om de heuvel op en af te rijden naar ons cappuccino-tentje, de Italiaan en de ijssalon. Elke dag beloofden we de stad uit te gaan, maar dat deden we niet. We hielden van de routine. Ik wilde niet meer terug naar huis. Pas tijdens de rit naar het tankstation om de scooter terug te brengen, ervaarde ik eindelijk de eilandervaring: de wind in mijn haar, het adembenemende uitzicht. De mens is een gewoontedier. Maar ik was uitgerust.•