Economie

Kan het ook anders op sociale media? Alternatieven voor Meta zijn nu nog geen oplossing

Sander van der Waal is al een paar jaar actief op het sociale medium Mastodon. Je ziet er berichten van andere gebruikers in een feed, met tekst, beeld en linkjes. En je kunt erop reageren. Het oogt als de mondiale platformen Instagram, X, Facebook en TikTok, maar is toch radicaal anders.

Gebruikers kunnen op Mastodon hun eigen server opzetten en daar de regels bepalen voor hun community. Bij Instagram, TikTok of X bepaalt het bedrijf in hoge mate wat er in je feed verschijnt. Op Mastodon doe je dat zelf. Als een video is afgelopen, begint daardoor bijvoorbeeld niet automatisch de volgende te spelen.

Het bevalt hem goed, zegt Van der Waal. Het onderling contact op Mastodon is inhoudelijk en beschaafd. Maar het is er ook nog behoorlijk stil. In vergelijking met X en Instagram zijn er amper andere gebruikers, nu zo’n zeven miljoen wereldwijd. „Kleinschalig”, is het woord dat Van der Waal gebruikt. Iets wat op Mastodon is gemeld, zal niet snel viraal gaan of het gesprek bij de koffieautomaat domineren.

Van der Waal is hoofd onderzoek bij Waag FutureLab, een organisatie die onderzoekt hoe technologie de samenleving beïnvloedt. En hoe dat beter kan. Experimenteren met een eigen server op Mastodon hoort daar bij. Waag FutureLab test ook een alternatief voor YouTube, dat PeerTube heet. Het uitproberen van alternatieven zijn „stappen om de samenleving de controle over het publieke debat te laten herwinnen”.

Stoken in de Europese politiek

Daar is behoefte aan, bleek deze week opnieuw. X-eigenaar Elon Musk stookt in de Europese politiek. En toen Meta-topman Mark Zuckerberg aankondigde dat zijn bedrijf verder gaat zonder zijn duizenden professionele factcheckers en moderatoren, kwamen er verontwaardigde reacties.

Het roept de vraag op wat de sociale platformen eigenlijk precies zijn en wat we ervan mogen verwachten. Vormen ze een virtuele publieke ruimte voor open debat en meningsvorming, vergelijkbaar met een plein waarop mensen een gesprek voeren? Zijn ze uitgevers, zoals mediabedrijf Mediahuis, die verantwoordelijk zijn voor wat ze publiceren? Of ‘gewone’ bedrijven, die zelf bepalen welke regels gelden voor hun gebruikers?

De eerste discussie daarover dateert al van dertig jaar geleden, toen het wereldwijde web ontstond.

Een belangrijk jaartal is 1996. Toen werd in de VS de Communications Decency Act section 230 aangenomen. Dit wetsartikel bepaalt dat online diensten niet verantwoordelijk zijn voor de inhoud van wat derden via hun platforms publiceren. Amerikaanse ondernemers durfden hierdoor hun internetplatformen uit te bouwen tot bedrijven die wereldwijd het web domineren, zonder angst voor juridische gevolgen. Die bedrijven zijn al geruime tijd ook van grote invloed op het publieke debat in Nederland en Europa.

Sociale media moeten dorpspleinen worden, in plaats van marktplaatsen

José van Dijck
hoogleraar media en digitale samenleving

Zo is het internet geworden tot wat het nu is. Een open ruimte waarin de regels in hoge mate geschreven zijn door hele grote bedrijven. De beste vergelijking is nog die met een marktplein, denkt José van Dijck, hoogleraar media en digitale samenleving aan de Universiteit Utrecht. Leidend zijn de commerciële regels, met geld verdienen als hoogste doel. Want op de platforms Facebook, Instagram, X en TikTok „worden gebruikers niet als burgers beschouwd, maar als instrumenten voor dataverzameling”. Verantwoordelijkheid zijn voor de inhoud en de gevolgen daarvan kost alleen maar geld en maakt kwetsbaar voor aansprakelijkheidsclaims. Terwijl onder section 230 het aan de gebruikers zelf is om het waarheidsgehalte van een bericht te beoordelen en de bron te checken, legt Van Dijck uit.

Metabaas Zuckerberg wil terug naar dat uitgangspunt, wat X-eigenaar Elon Musk na de overname van Twitter in de praktijk bracht. Het is aan gebruikers om elkaar te waarschuwen voor bijvoorbeeld misinformatie, vinden beiden. Van Dijck: „Hij gooit de verantwoordelijkheid weer terug over de schutting naar de gebruikers.”

Want de afgelopen jaren is – in ieder geval in Europa – de consensus bereikt dat de verantwoordelijkheid niét alleen bij gebruikers ligt. Die kunnen die verantwoordelijkheid namelijk helemaal niet nemen. Want op de grote platformen hebben ze niets te zeggen over de werking van de algoritmen, de achterliggende datahandel en het verdienmodel. Dat draait erom de aandacht van mensen vast te houden, zodat ze datasporen achterlaten en gemakkelijk bereikbaar zijn voor adverteerders.

Schaamteloze knieval

De ommezwaai van Meta kreeg veel kritiek. Omdat het een schaamteloze knieval zou zijn voor de nieuwe Amerikaanse machthebbers. En omdat er nu naar verwachting veel meer schadelijke inhoud verspreid zal worden via Instagram, Facebook en Threads. Platformen met zo’n drie miljard gebruikers wereldwijd, waarvan de macht niet te onderschatten is.

Tegelijkertijd maakt het weer duidelijk dat er de afgelopen dertig jaar geen duidelijk antwoord is gevonden op de vraag wie welke verantwoordelijkheid heeft voor het online gesprek. Want hoe dat de afgelopen jaren op Facebook en Instagram gebeurde, mét factchecks en moderatie, was ook niet geweldig, zegt Paddy Leerssen, onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in platformregulering.

Meta huurde de afgelopen jaren zo’n veertigduizend mensen wereldwijd in om bij te dragen aan de veiligheid op de platformen. Desondanks kreeg het doorlopend twee soorten klachten, schetst Leerssen. „Of ze modereerden te weinig. Of ze modereerden te veel. En die klachten kwamen vaak van dezelfde groepen.”

Een voorbeeld is de lhbti-gemeenschap. Die eist bescherming tegen haatspraak en discriminatie, en wil dus meer moderatie. Tegelijk bleek die moderatie, waarbij ook geautomatiseerd wordt gefilterd op trefwoorden, juist uitingen van die minderheid zelf bovengemiddeld vaak tegen te houden. Het neutrale woord ‘gay’ komt bijvoorbeeld ook voor in homofobe posts. Algoritmes hebben moeite met context en toon. „Ook met de beste intenties gaat het mis”, zegt Leerssen. De afgelopen tijd leken de algoritmen van Meta verfijnder te worden. Maar foutloos worden ze nooit, zegt Leerssen. Een deel van de afwegingen over wat mag worden gepubliceerd, is altijd cultureel en politiek bepaald en dus subjectief. „Je kunt niet iedereen tevreden houden.”

Leerssen: „Nu bepaalt een klein aantal Amerikaanse bedrijven voor de rest van de wereld wat mag worden gezegd. En dat blijkt dus niet goed houdbaar.” Er zou wat hem betreft sowieso meer diversiteit en concurrentie moeten komen op die sociale media- en meningenmarkt. Zodat gebruikers ook kunnen kiezen voor techbedrijven die wél modereren. Of andere privacystandaarden hanteren. „Achteraf denkt iedereen: waarom kreeg Facebook (in 2012) toestemming Instagram over te nemen?”

De ophef over de draai van Zuckerberg en de inmenging van Musk zijn mogelijk indicaties dat er meer ruimte ontstaat voor alternatieven. Leerssen is benieuwd hoe bedrijven als LinkedIn, YouTube en TikTok de komende tijd reageren. Gaan die ook mee in de Trumpiaanse aanpak, of willen ze zich daar juist van onderscheiden?

Bluesky

Aan mogelijke alternatieven intussen geen gebrek. De lijst icoontjes waarmee posts kunnen worden gedeeld dijt uit. Zo is er Bluesky bijgekomen, waar vergelijkbare ideeën achter zitten als bij Mastodon. Maar geen van deze alternatieven zal het gros van de huidige gebruikers weglokken van de platformen waarop ze nu uren per dag doorbrengen.

En dat komt door het netwerkeffect. De grote platformen zijn populair omdat ze groot zijn. Iedereen zit op dezelfde app. En mensen willen er bij zijn omdat hun vrienden er ook rondhangen. Als niemand je post ziet, is er geen bal aan. Het gaat om de interactie. En stiekem om de kick van de likes en de hartjes. Dat is toch een beetje als het gevoel wanneer iemand lacht om je grap.

Illustratief is de paniek onder Amerikaanse TikTokkers, nu de overheid het platform mogelijk totaal gaat verbieden, omdat het de Chinese eigenaren niet vertrouwt. De influencers willen hun volgers en in veel gevallen ook hun inkomstenbron niet kwijt. Een geregeld te horen oproep is of iedereen „in ieder geval kan afspreken naar hetzelfde platform over te stappen”.

Je zult op Mastodon minder duimpjes, hartjes of likes krijgen, beaamt Sander van der Waal van Waag. „Het niveau van interactie is hoger, er hebben meer gesprekken plaats. Tegelijkertijd is het minder geoptimaliseerd om content viraal te laten gaan.”

En dat is misschien maar goed ook, voegt hij eraan toe. Het is niet de bedoeling een tweede Instagram te bouwen. Juist niet. De algoritmes van de bekende platformen zijn uit op een zo groot mogelijke emotionele reactie van gebruikers op berichten, legt hij uit. Zodat je zo lang mogelijk op dat platform blijft, zoveel mogelijk data over jezelf deelt en zo veel mogelijk advertenties te zien krijgt. „We hebben platformen nodig waarvan het gebruik minder verslavend is. Zodat je niet zeven uur op Mastodon gaat zitten, in plaats van zeven uur per dag op TikTok.”


Lees ook

Agitator Elon Musk voorziet radicaal rechts in Europa van een modern tintje

Elon Musk bij een verkiezingsbijeenkomst voor Trump in Pennsylvania, oktober 2024.

De alternatieven zijn decentraler en in hun bereik lokaler, is tot nu toe de ervaring. Het maakt duidelijk dat het simpelweg niet te doen is om een gesprek wereldwijd in talloze talen en met miljoenen berichten per seconde in goede banen te leiden. Een ‘dorpsplein’ in plaats van de ‘marktplaats’ waar commerciële partijen de regels bepalen, uitgaande van hun financiële belangen, schetst José van Dijck van de universiteit Utrecht als wenselijke toekomst. „Voor een gezond publiek debat heb je een publieke digitale infrastructuur nodig.” De Europese Unie zou de ontwikkeling daarvan in haar ogen actief moeten stimuleren.




Related Articles

Back to top button